. H. Ireneus van Lyon (ca130-ca 208)
bisschop, theoloog en martelaar
Tegen de ketterij IV, 13, 2-4 (vert. Evangelizo.org)
“Niet meer dienaren, maar vrienden” (Joh 15,15)
De Wet werd eerst voor slaven afgekondigd om de ziel door de uiterlijke en lichamelijke dingen op te voeden, door het als het ware met een keten naar de gehoorzaamheid aan de geboden mee te nemen, opdat de mens God leert gehoorzamen. Maar het Woord van God heeft de ziel bevrijd; Hij heeft hem onderwezen om vrijwillig vanuit vrijheid zuiver te worden, dit geldt ook voor het lichaam. Derhalve moesten de ketens van dienstbaarheid weggenomen worden waardoor de mens zich heeft kunnen vormen, zodat hij voortaan God zonder ketens volgt. Maar terwijl de voorschriften van de vrijheid ruim waren, is het nodig om de onderwerping aan de Koning te versterken, opdat niemand achteruit zal gaan en zich daardoor zijn Verlosser onwaardig wordt…
Daarom heeft de Heer ons als wachtwoord gegeven, om in plaats van geen overspel te plegen, zelfs niet te begeren; in plaats van niet te doden, om ons zelfs niet in woede te ontsteken; in plaats van afdingen, eenvoudigweg te betalen, om al onze goederen met de armen te delen; om niet alleen te houden van onze verwanten, maar ook van onze vijanden; om niet alleen “gul en vlug te zijn om te delen” (1Tm 6,18), maar om onze goederen hoffelijk te geven aan hen die ze van ons afnemen.
Onze Heer, dus het Woord van God, heeft eerst de mensen in dienstbaarheid ten aanzien van God verplicht en vervolgens hen bevrijdt die aan Hem onderworpen waren. Zoals Hij zelf tegen zijn leerlingen zegt: “Ik noem u geen dienaren meer, want een dienaar weet niet wat zijn meester doet. Nu noem Ik u mijn vrienden, omdat Ik alles wat Ik van mijn Vader heb geleerd, aan u heb doorgegeven (Joh.15,15)… Door van zijn leerlingen vrienden van God te maken, geeft Hij duidelijk aan dat Hij het Woord is, het Woord van God. Want door zijn roep spontaan en zonder ketens gevolgd te hebben, in de edelmoedigheid van zijn geloof, werd Abraham “vriend van God” (Jac 2,23; Jes 41,8).
Bron : Evangelizo.org